zuiplap
Uiterlijk
- zuip·lap
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zuiplap | zuiplappen |
verkleinwoord | zuiplapje | zuiplapjes |
de zuiplap m
- (pejoratief) iemand die voortdurend dronken is
- Hoe ze het toch uithoudt met die zuiplap is mij een raadsel.
- Het woord zuiplap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zuiplap" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ zuiplap op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be