Naar inhoud springen

aanvatten

Uit WikiWoordenboek
  • aan·vat·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanvatten
vatte aan
aangevat
zwak -t volledig

aanvatten

  1. overgankelijk aanpakken
  2. overgankelijk ondernemen
vervoeging van
aanvatten

aanvatten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanvatten
    • ...dat wij aanvatten. 
    • ...dat jullie aanvatten. 
    • ...dat zij aanvatten. 
79 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be