travel
Uiterlijk
- Geluid: travel (US) (hulp, bestand)
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to travel |
he/she/it | travels |
verleden tijd | travelled traveled |
voltooid deelwoord |
travelled traveled |
onvoltooid deelwoord |
travelling traveling |
gebiedende wijs | travel |
travel
- onovergankelijk een reis maken, reizen
- overgankelijk bereizen, al reizend aandoen/bezoeken/doorkruisen e.d.
- overgankelijk afleggen [2]
- overgankelijk begaan [2]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
travel | travels |
travel
- (meestal wat langere) reis