trikk

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / tɾik /

Woordafbreking

• trikk

Woordherkomst en -opbouw

• [A]: Afkomstig uit het Engels. Het woord komt van -tric in electric (electric tramcar).
• [B]: Afkomstig van het Engelse zelfstandige naamwoord trick, dat van het Oudfranse woord triquer komt.

Naar frequentie	44171

[A] m	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	trikk	trikken	trikker	trikkene
genitief	trikks	trikkens	trikkers	trikkenes

Zelfstandig naamwoord

[A] trikk, m

1. (verkeer) tram

Synoniemen

• sporvogn (elektrisk sporvogn)

Afgeleide begrippen

   

bytrikk ekstratrikk leddtrikk natt-trikk nattrikk nytrikk Oslotrikken trikke trikkebillett trikkedrift trikkefelt trikkefører trikkeholdeplass trikkekonduktør trikkelinje

trikkenett trikkerute trikkeskinne trikkesløyfe trikkesniking trikkespor trikkestall trikkestans trikkestrid trikketakst trikketilbud trikketrase trikketrasé trikketur veterantrikk

[B] o	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	trikk	trikket	trikk	trikka trikkene
genitief	trikks	trikkets	trikkers	trikkas trikkenes

Zelfstandig naamwoord

[B] trikk, o

1. kneep, list, truc
2. (magie) kneep, list, truc

Schrijfwijzen

• triks

Synoniemen

• finesse
• knep
• kunstgrep
• list
• manipulasjon

Afgeleide begrippen

• blåtrikk

Zelfstandig naamwoord

trikk, mv

1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van trikk

Schrijfwijzen

• triks

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / tɾik /

Woordafbreking

• trikk

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig uit het Engels. Het woord komt van -tric in electric (electric tramcar).

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	trikk	trikken	trikkar	trikkane

Zelfstandig naamwoord

trikk, m

1. (verkeer) tram

Synoniemen

• sporvogn

Afgeleide begrippen

   

trikke trikkebillett trikkeførar trikkekonduktør trikkeline trikkelinje

trikkerute trikkesløyfe trikkestall trikkestans trikkestogg