Naar inhoud springen

werken

Uit WikiWoordenboek
  • wer·ken

erfwoord, in de betekenis ‘arbeiden’ aangetroffen vanaf 901 [1] [2] [3]

  • afkomstig van:
Middelnederlands: werken
Oudnederlands: wirken
Germaans: *wirkijanan
Indo-Europees: *uerǵ-, *uorǵ-, *urǵ-
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: work (Angelsaksisch: wyrcan), Duits: wirken, (Oudhoogduits: wirken), Fries: wurkje (Oudfries: werka, wertzia)
Noord: Zweeds: virka, Noors: virke, (Oudnoords: virkja), IJslands: virka, Faeröers: virkja, virka
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
werken
werkte
gewerkt
zwak -t volledig 1.-3.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
werken
wrocht
gewrocht
zwak -cht volledig 4.

werken

  1. inergatief arbeid verrichten, lichte vorm van zwoegen en daarmee een resultaat proberen te bewerkstelligen en geld verdienen
    • ` Misschien moet je eens gaan werken', riep hij me na. De trein reed te snel weg om hem iets ad rems toe te schreeuwen. Van Arnhem tot Parijs spookte zijn opmerking door mijn hoofd. Ik wenste dat Stan op zijn bed was blijven liggen of was gaan werken. [4] 
     Toch voelde het voor mij niet als een eeuwigheid, wat zijn immers zes maanden op een mensenleven? Na twintig jaar hard werken in glimmende kantoorgebouwen had ik behoefte aan meer natuur en avontuur.[5]
     Omdat daar geen bruggenbouw mogelijk was geweest in de wintertijd. Dan moest je je uitsluitend bezighouden met het werken aan de tunnels.[6]
  2. inergatief functioneren, draaien
    • Die machine werkt niet. 
  3. inergatief, onpersoonlijk een gunstig gevolg hebben
    • Die oplossing kan nooit werken. 
  4. (verouderd) iets groots tot stand brengen
     En zij, uitgegaan zijnde, predikten overal, en de Heere wrocht mede, en bevestigde het Woord door tekenen, die daarop volgden.[7]
      Gelijk men zegt: ‘Ik zoek, ik zocht,
    Ik breng, ik brocht,’
    Zoo zei men ook: ‘Ik werk, ik wrocht,’
    Zoolang het volk zijn taal verstond.
    Thans hoor ik, uit geleerden mond:
    ‘Ik wrocht, ik wrochtte, heb gewrocht’....
    Nu ja! - een wangedrocht!
    [8]
  • De vervoeging met "-ocht" uit het Middelnederlands is in het algemeen bruikbaar Nederlands verdrongen door de gewone vervoeging met '"-te", maar zij is in sommige streken en/of betekenissen langer in gebruik gebleven.
  • Doordat "wrochten" niet meer als verleden tijd van "werken" werd herkend, werd het zelf weer als onbepaalde wijs opgevat.
  • Dat werkt niet
Dat heeft niet het beoogde effect, dat schiet zijn doel voorbij
  • In de hand werken
Ertoe bijdragen dat iets erger wordt
  • Loon naar werken krijgen
Loon krijgen dat in overeenstemming is met de verrichte hoeveelheid werk (ook: Loon naar werk krijgen)
  • Op de zenuwen werken
Nerveus maken, zenuwachtig maken
  • Werken zolang het dag is
Werken zo lang iemand kan

De onderstaande uitdrukkingen zijn allemaal varianten op "heel hard werken"

  • Werken als een paard
  • Zich de tandjes werken
  • Zich het apelazarus werken
  • Zich het apezuur werken
  • Zich het snot voor de ogen werken

de werkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord werk
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[9]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. werken (arbeiden) op website: Etymologiebank.nl
  3. "werken" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 109
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  6. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142
  7. Bronlink geraadpleegd op 23 maart 2021 Weblink bron “Evangelie van Marcus 16:20” op statenvertaling.net
  8. Nicolaas Beets
    Querulianum. in: Nog eens najaarsbladen. Gemengde gedichten, 1880-1884 (1884), A.W. Sijthoff, Leiden, p. 80
  9. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid
deelwoord
enkelvoud meervoud
werken wrocht
wracht
wrochten
wrachten
gewrocht
gewracht
 zwak  volledig   

werken

  1. inergatief werken
  2. overgankelijk verrichten
  3. overgankelijk maken, tot stand brengen