Samenvatting Redox Vwo 2
Samenvatting Redox Vwo 2
Samenvatting Redox Vwo 2
Een redoxreactie is een reactie waarbij een reductor(=een deeltje dat elektronen
afstaat) elektronen overdraagt aan een oxidator (=deeltje dat elektronen opneemt).
Bij het opstellen van een vergelijking van een redoxreactie maak je vaak gebruik van
twee halfreacties, de halreactie van de oxidator en de halfreactie van de reductor. In
tabel 48 staan veel bekende oxidatoren en reductoren. De sterkste oxidator staat
bovenaan en de sterkste reductor staat onderaan in de tabel. Bij een sterke oxidator
(bijvoorbeeld F2) hoort een zwakke reductor (bijvoorbeeld F-). Een redoxreactie kan
alleen plaats vinden als links van de pijl een sterkere oxidator en reductor staan dan
rechts van de pijl, de oxidator moet in tabel 48 dus links boven de reductor staan.
Metalen zijn reductoren, hoe onedeler een metaal is, hoe sterker dit metaal reageert
als reductor.
Chloor is zo’n sterke oxidator dat ijzer eerst Fe 2+ wordt en vervolgens Fe3+.
halfreactie oxidator: Cl2 + 2 e- 2 Cl-
halfreactie reductor: Fe Fe3+ + 3 e-
Je moet ervoor zorgen dat in de totaalreactie (de som van beide halfreacties) geen
elektronen voorkomen. De reductor staat evenveel elektronen af als de oxidator
opneemt.
Primaire alcoholen kunnen reageren als reductor, hierbij ontstaat eerst een aldehyde
en als je genoeg sterke oxidator toevoegt uiteindelijk een carbonzuur.
Secundaire alcoholen kunnen ook reductor zijn, daarbij ontstaat een keton.
Tertiaire alcoholen kunnen niet reageren als reductor.
De kleuromslag is van kleurloos naar paars (de kleur van MnO 4-). Zodra er geen
propaan-2-ol meer in de erlenmeyer is om het MnO 4- om te zetten kleurt MnO4- de
oplossing paars.
De zwavelzuur is een overmaat en de 5 mL hoef je dus niet zo nauwkeurig af te
passen.
Elektrochemische cel
Bij een elektrochemische cel vindt een redoxreactie op afstand plaats. De reductor
en de oxidator kunnen niet rechtstreeks met elkaar reageren. De elektronen
verplaatsen zich via een draad, een zoutbrug of membraan is nodig voor een
gesloten stroomkring. De compartimenten van een elektrochemische cel moet en
ook de stroom geleiden. Hiervoor is vaak een elektrolyt nodig, een opgelost zout of
zuur.
De elektrode waarbij de oxidator reageert is de positieve elektrode (want de oxidator
neemt elektronen op van deze elektrode). De reductor reageert bij de negatieve
elektrode. Door de stroomdraad gaan elektronen van de negatieve pool (de reductor)
naar de positieve pool (de oxidator). Dit levert energie op. Een batterij is een
voorbeeld van een elektrochemische cel. Je hebt alleen een elektrochemische cel als
de redoxreactie volgens tabel 48 kan, dus als de oxidator linksboven de reductor
staat.
Sommige elektroden zoals koolstof en platina zijn een onaantastbare elektroden,
deze doet niet mee aan de reactie. Aantastbare elektroden zoals Cu kunnen wel mee
doen aan de reactie.
Als de concentraties van de betrokken stoffen 1,0 M zijn, gelden de
standaardelektrodenpotentialen die in tabel 48 staan. Het aantal volt dat de
elektrochemische cel levert is dan het verschil tussen de elektrodepotentialen die
horen bij de halfreacties. Dit aantal volt, de bronspanning, is afhankelijk van de
temperatuur.
Voorbeeld
Sjakie maakt een elektrochemische cel, opgebouwd uit de volgende halfcellen:
- een koperdraad in een oplossing met 1,0 M koper(II)sulfaat;
- een koolstofstaaf in een oplossing met 1,0 M ijzer(II)chloride en 1,0 M
ijzer(III)chloride.
Als de concentraties van de betrokken stoffen 1,0 mol per liter zijn, zijn de
potentialen van de halfcellen zijn de standaard elektrodepotentialen. De voltmeter
geeft dan aan: V = |Vpos – Vneg| = 0,77 V – (0,34 V) = 0,43 V
Elektrolyse
Bij een gedwongen redoxreactie (elektrolyse) staat de reductor in tabel 48 boven de oxidator.
Let op de elektroden kunnen ook meedoen aan de reactie, behalve koolstof en platina, dat worden
onaantastbare elektroden genoemd.
Voorbeeld de elektrolyse van een oplossing van kopernitraat met koolstofelektroden.
- pool, sterkste oxidator, dat is hier H2O: 2 H2O + 2 e- H2 + 2 OH-
+ pool, sterkste reductor, dat is hier Cu: Cu Cu2+ + 2 e-
Vervolgens zullen Cu2+ en OH- een neerslag vormen: Cu2+ + 2 OH- Cu(OH)2
Er ontstaat 0,12 gram lood. Dat komt overeen met 0,12/207,2= 5,79 x 10 -4 mol lood.
Dat betekent dat de oxidator 2 x 5,79x10-4 = 1,16 x 10-3 mol elektronen heeft
opgenomen.
Dat betekent dat er 9,64853x104 C/mol x 1,16 x 10-3 mol = 112 Coulomb heeft rond
gestroomd.
De elektrolyse duurde 5,0x60=300 seconden.
Dus was de gemiddelde stroomsterkte 112 C/300 s = 0,37 C/s = 0, 37 A.
Voorbeeld 2.
Bereken hoeveel mL zuurstofgas (T=298 K en p=po) ontstaat bij de elektrolyse van
een oplossing van natriumsulfaat in water, als de elektrolyse 20 minuten duurt met
een gemiddelde stroomsterkte van 100 mA.
- pool 2 H2O + 2 e- H2 + 2 OH-
+ pool 2 H2O + 2 e- O2 + 4H+ + 4 e-
20 minuten is 20x60=1200 S.
Er is dus 0,100 A x 1200 s = 120 C.
Dat komt overeen met 120/ (9,64853x104)= 0,00126 mol elektronen.
Per 4 mol elektronen wordt 1 mol O2 gevormd (zie halfreactie).
Er ontstaat dus 0,00126/4= 3,14 x 10-4 mol zuurstof.
Dat komt overeen met 3,14 x 10-4 x 24,5 = 0,0077 L = 7,7 mL zuurstof.