Naar inhoud springen

aankomen

Uit WikiWoordenboek
  • aan·ko·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aankomen
kwam aan
aangekomen
klasse 4 volledig

aankomen

  1. ergatief een bestemming bereiken
    • U bent aangekomen in Overveen. 
     Want stel je voor dat Sint hier in een ouwe, grauwe paardedeken was aangekomen. Hadden jullie hem dan herkend?[2]
  2. een kort bezoek brengen*
    • Zullen we even aankomen als we toch in Zwolle zijn. 
  3. treffen
    • Het ongeval was harder aangekomen dan we aanvankelijk dachten. 
  4. ergatief zwaarder worden
    • Hij is de laatste paar maanden aardig aangekomen. 
  5. dichterbij komen
    • Zij hoorde de elektrische auto niet aankomen. 
  6. aanraken
    • Hoewel zijn ouders het hem verboden hadden, kwam de kleuter aan de knopjes in de lift. 
    • Nergens aankomen! 
  7. emotioneel raken; emotioneel beroeren
     Winnaars creëren hun eigen geluk, verliezers hun eigen nederlaag. Geen wonder dat de consequenties van teleurstellende prestaties dan zo ontzettend hard aankomen.[3]
  • aankomen aan: krijgen
  • aankomen op: berusten op
  • erop aankomen: beslissend zijn, van belang zijn
  • aankomen met: met iets komen aandragen
  • De betekenis 2 "een kort bezoek brengen" is vooral gangbaar in Nederland.
  • "Toekomen" als synoniem voor de betekenis 1. "een bestemming bereiken" is vooral gangbaar in België.[4][5]
  • er zit een mooie tijd aan te komen
vol hoop zijn dat er goede tijden komen
  • iemand zien aankomen
iemand geen kans gunnen
  • ergens aankomen
met je handen iets aanraken
  • het ergens op aan laten komen
riskeren, de gok wagen
  • kunnen zien aankomen
voorspellen
 Dat ze nu alweer terugkeert, zag ze daarom echt niet aankomen. "Ik had mijn spulletjes gepakt, ik had afscheid genomen. Ik heb een borrel gehad, een etentje gehad, een gouden horloge gehad. En ik ben weggegaan", aldus Van Veen, die een tijdje na haar afscheid plots een mailtje kreeg met de vraag of ze wilde komen "praten". "Natuurlijk wilde ik dat!"[6]
  • niet kunnen aankomen met
niet als excuus kunnen gebruiken dat
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[7]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 13
  3. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2033), Atlas Contact op Wikipedia, ISBN 9789045045979
  4. Toekomen / aankomen op website Nederlandse Taalunie: taaladvies.net; geraadpleegd 2018-02-24
  5. toekomen op website VRT Taalnet: taal.vrt.be; geraadpleegd 2018-02-24
  6. Bronlink geraadpleegd op 26 juni 2022 Weblink bron “'Weggestuurde' Babette van Veen keert alweer terug in GTST” (26 juni 2022), NU.nl
  7. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be